Straatkerk

De kerk verandert, en richt zich meer op praktische dingen in een reële benadering vanuit het perspectief van de omringende maatschappij. Er komt een beweging van puriteins en wettisch en vroom gedoe, naar het gewone. Feitelijk is het een proces van 'ontheiliging', maar dan met dezelfde positieve connotatie als onthaasting. Daar komt een centraal thema in het geding dat nergens op de agenda staat. Dat is het thema geestelijk denken naar het schriftwoord: "wees heilig, want God is heilig". 

Scheiding tussen kerk en straat / de heilige luister van God

Bij een scheiding denken we meestal aan iets negatiefs. Je haalt iets uitelkaar wat eigenlijk in de praktijk bij elkaar hoort. En dat mag niet want wat God samenvoegt, zal de mens niet scheiden. Maar in de kerk heeft scheiding ook een heel positieve betekenis. De kerk onderscheidt zich van de wereld en kiest een heel andere, heilige, omgang met het leven. En ook de kerkleden kiezen er heel bewust voor om geen geestelijke analfabeten te blijven, maar te werken aan geestelijk onderscheidingsvermogen. Geestelijk proberen we dus scherp te scheiden en te onderscheiden en we zetten ons actief in om ons leven te heiligen, want ook God is heilig. En de bereidwillige gave waarmee we ons als kerk het meest profileerden in een bloemrijk geestelijk landschap, was een levenshouding van het Schriftwoord centraal houden, en trouw zijn aan leer en belijdenis, alsof wij allemaal wel schriftgeleerden willen en kunnen zijn. En dat kwam terug in bijbelstudie, betrokkenheid en ook in de jeugdverenigingen.

Scheiding van geesten

Tijden veranderen. Kennis verwatert en de waarde en het nut van de traditionele weg ontgaat de voorbijgaande mens. En hij verliest dan ook daadwerkelijk die eerder gestelde en vermeende waarde. En zo komen we te spreken over het binden van de jeugd, het boeien van de jeugd, en het bieden van meer sociale aspecten en belevingen om de jeugd te behouden. En dan komt het. De geesten scheiden zich. Niet uit onwil, maar omdat twee verschillende insteken leiden tot een collissie, een confrontatie waarin je elkaar gevoelsmatig helemaal kwijtraakt. Terwijl de één een lans breekt voor allerlei middelen en mogelijkheden in aantrekkelijkheden, begint juist de ander over minder middelen en meer focus op zaken van leer, belijdenis en Schrift – net precies die zaken, die al als zwaar en ontoegankelijk werden ervaren, en juist de aanleiding waren om te spreken over meer mogelijkheden en middelen.

Scheiding van kerk en straat

En precies dat punt wil ik hier benoemen en uitvergroten. Het is geen onwil bij de partijen. Het is ook geen oppervlakkige optelsom van twee waarheden in een ..en...,en.. waarin beide tegelijk waar zijn. En het is ook niet nodig dat een van de uitersten gelijk of ongelijk krijgt. Maar het is het verliezen van elkaar door een gebrek aan kennis van ons eigen gedachtengoed. En daarom breng ik hierbij het Leerpunt van Scheiding van Kerk en Straat. Dat is een nieuwe term voor iets wat al eeuwenoud is, en diep geworteld in ons denken. Maar onbekend in de leer en onbemind in de traditie en zelfs als zeer ongewenst beschouwd in de praktijk. Het leerpunt van scheiding van kerk en straat is eenvoudig te begrijpen als we het vergelijken met de bekende scheiding tussen kerk en staat – zonder de r. De kerk is strikt gescheiden van de staat en dat is al van oudsher ingebed in de kerk en ook in de staat in de joods-christelijke cultuur. Toch heeft de kerk wel een leer en gedachten over het hebben van de staat en de omgang ermee. Omgekeerd heeft de staat in alles een geestelijke verantwoording en taak, maar zal zij zich desondanks steeds strikt verre houden van dergelijke overwegingen in haar besluitvorming. Dat is geen gekunstelde constructie, maar een zaak van gekozen haast heilige afzondering. Dat is normatief. Zoals het niet past om wol en linnen te mengen, zo past het niet om kerk en staat te vermengen. Waarin we ook zien dat het oude testament tot op de letter betekenis blijft houden als model voor het nieuwe testament. Het gaat mij niet om dit leerstuk (de twee zwaardenleer) te bespreken en hoe dat terug te voeren is tot de bijbel, maar om dit zeer bekende leerstuk een spiegel te geven naar een ander vlak: kerk en straat. Zoals er twee domeinen zijn; een van staatsgezag en een domein van Gods gezag, zo zijn er ook twee domeinen van een tempeldienst en een leven buiten de tempel. De tempel is ons geheiligde leven, en een beeld van ons geheiligde leven is onze eredienst in gemeenschap met God. De ambten en erediensten of de kerk zijn strikt gescheiden van het alledaagse leven op straat. Alles in de kerk draait om eer aan God en heiliging van het leven. Alles wordt daartoe gekeurd en geheiligd en tot een geestelijk offerande en lofprijzing gemaakt. En nadat er een eeuwenlange traditie was gevormd van allerlei dingen van pracht en praal en allerlei middelen van devotie en variante aanbidding en lofprijzing, heeft de kerk in de reformatie een streep gezet en finaal alles weggedaan uit de kerkelijke en geestelijke sfeer, wat niet rechtstreeks en onlosmakelijk en onmiskenbaar eenduidig met de heilige Geest was verbonden. Wat in de kerk gebeurt gaat daarom altijd via schalen en geleiding van geloof en heiliging. Dat is geen armoede en dat is geen kleurloosheid en dat is geen tekort aan inleving en dat is geen bekrompenheid, maar dat is een juist actief gekozen heiliging en terugkeer tot wat er echt helemaal alleen toe doet: Eer aan God en een demonstratieve heiliging van het eigen denken en doen in een volledig richten op kennis van wat God wil. Dat is normatief. En wat resulteert is eenvoud en soberheid en kerkdiensten speciaal gewijd aan de heilige almachtige God, schepper van hemel en aarde. Waarin gelovigen komen en werken die zich en hun handelen in alles heiligen, want immers: hun God is heilig. Dat is geen gekunstelde constructie maar een heilige afzondering. En door deze heiliging van het geestelijke wordt al het duidelijk menselijke en begeerlijke en gemaakte, buiten de kerk geleid en ook echt in mensenkringen gelaten. Zijn die mensen dan buiten de kerk anders dan in de kerk? Nee; om dit te begrijpen is hier de vergelijking met de scheiding van kerk en staat aan de orde. De mens is dezelfde, maar de mens kiest er bewust voor om bij heilige zaken ook een heilige houding te hebben. En inderdaad gaat daarvan een werking uit dat ook in het gewone leven heiligheid en gewoonheid benadrukt worden. Zoals een heel christelijke kerkelijke omgeving ook vanzelf tot een meer christelijke politiek komt - als God Zijn zegen eraan verbindt. En bij het niet meer herkennen of erkennen van deze omgang met God treedt ook het omgekeerde op: door het invoeren van steeds meer menselijke dingetjes in de godsdienst en erediensten (nu samenkomsten genoemd) en heiligingen, treedt ook daadwerkelijk het effect op dat het heilige vermenselijkt en gepaard gaat met een minder heilige omgang met God. Nu kan het zo zijn, dat een minder heilige omgang met God een bewuste keuze is. Maar die keuze was al door de kerk gemaakt vóórdat de Reformatie kwam. De vraag is dus waar we willen staan als kerk, nadat we kennis hebben genomen van het feit dat kerk en straat door onze voorvaderen opzettelijk gescheiden waren.

Voor de Joden een Jood, de Grieken een Griek, en voor de wereld een ongelovige?

Wie als evangelist op straat gaat, die zal kunnen spreken en evangeliseren vanuit eigen naar bevinding gekozen benaderingen. Zelfs een wereldse (wetenschappelijke) benadering is nuttig, als dat de wereldse brengt op punten van waarheid, inzicht, of leer. Maar op geen enkel moment mag dat leiden tot het afvallen van waarheid, of leer en op geen enkel moment is dat een uitnodiging om de eigen heiligingen en inrichtingen en denkwijzen los te laten. Want heel deze benadering is slechts binnen het kader van de eigen vrijheden, die worden opgeofferd om de ander niet tot aanstoot te zijn en zo te belemmeren op de eigen heilige weg die hij gaat. Opnieuw: dat is op geen enkele manier bedoeld om bij jezelf of bij die ander onheiligheid of onwaarheid of  lastering te faciliteren of te maskeren. Maar het is een dienstbare zelfverloochende weg om wat als heilig of waar of recht is bevonden, te doen opwassen tot méér heiligheid en méér waarheid en méér recht. Maar nooit is dat een Godverloochenende weg, en nooit is dat een weg waarin een kind van God een eenheid vormt (een span) met een onheilige of ongelovige en nooit is dat een weg waarin juist wordt afgevoerd van de gerichtheid van alle wegen tot God, tot heiligheid, tot waarheid, en tot recht.

De heilige luister van God

Goed, dat was de theorie. Hoe gaan we dan nu om met de concrete discussie over het aantrekkelijker maken van kerkdiensten en het binden van de jeugd? Als we kerk scheiden van de straat, dan denken we normatief als het gaat om geestelijke zaken of kerkzaken. Normatief is dat we niet de jeugd zoeken te plezieren, maar God. Want het is door heiliging, aanbidding en lofprijzing, dat we God zover krijgen dat ook de jeugd wordt gezegend. En wel tot in het duizendste geslacht - bidden en belijden we meermaals zelf. En als we dan de jeugd zoeken te behouden, dienen we ons te richten tot de ouders – want hun ongeloof en hun dwalen zal worden bezocht in hun kinderen. Geestelijk is dus het aantrekkelijk maken voor de jeugd niet alleen van nul en gene waarde, maar juist van een afbrekende waarde. Want we hanteren onheilige argumenten. Als we werkelijk hulp en zegen zoeken bij God, dan is het zaak om de heilige luister van God te herstellen: dat is in eerbied luisteren naar God en herstellen en bewerken wat Hem behaagt en daarin bewust en normatief steeds Zijn Eer te zoeken, en dan ook steeds alle zegen uitsluitend van onze heilige omgang met Hem te verwachten. En alle verleidingen in haalbare successen in menselijk denken, zullen we juist normatief scheiden en daarvan wegblijven, zodat er steeds gezegd kan worden: niet de mens, maar God heeft het gedaan. En dat wordt bewerkt door de normatieve keuze voor scheiding van kerk en straat. Dat is meer aandacht voor de heilige luister van God.

Mooi maken voor de wereld

En dan is er natuurlijk nog die andere lijn en die andere behoefte die zo sterk leeft. De trend is om zo graag de jeugd in de kerk te willen houden en erbij te betrekken en om zelfs de wereld tegemoet te treden. En in zekere zin kan dat natuurlijk ook wel, zelfs als we daarbij in zwakheid grijpen naar menselijke middelen en doelen. Namelijk als we steeds erbij erkennen dat het aanpassen om genegenheid en aansluiting te winnen, niet Gods heilige weg is. Maar de weg van onze wil en onze begeerte - onze eigen zwakke weg. (En dat blijft ook zo als we onze wil hebben gericht op de begeerte van degenen die we willen winnen. Want er is geen heilige gerichtheid op God in.) Door het menselijk zwakke erin te onderscheiden en te erkennen, is het mogelijk om afstand te houden tot het meer geestelijke denken en doen waar de norm om vraagt. En het wel geestelijke dat er is zal worden versterkt, omdat er besef is dat in wezen een vleselijke weg wordt gegaan. En als vanzelf wordt het minder geheiligde buiten de kerkdiensten gehouden – want dat zijn niet voor niets erediensten. En als vanzelf zal voorbedachte vermenging worden vermeden tussen geestelijke doelen en ongeestelijke middelen. Gezocht wordt heiliging, en het beproeven van de geesten. En daardoor zal er bij minder geestelijke situaties en middelen, een behoefte komen om het zwakke in het eigen leven te versterken en voor het zwakke dat naar buiten komt ook in die buitenomgeving bewust heilige momenten te creëren van gebed, lofprijzing en bezinning. Niet als ideale mix, maar als bede om het heilige toegang te kunnen geven. En in plaats dat de straatdingetjes van sociale binding en ongeestelijke keuzes, leiden tot corrumpering en geestelijk achterop raken van gelovigen, krijgen de specifieke kerkdingetjes aandacht en ruimte op straat. En dat wordt op die manier onderscheidend en evangeliserend, en dat was nu juist ook de bedoeling en het nut van de gelovige in deze wereld. Want geestelijk belangrijker en prangender dan begrip en aansluiting en populariteit, is om het evangelie te brengen en het Woord te verkondigen. En dan is het aan God om de zegen te bewerken. Wat er in onze omgeving wordt gewerkt of gewonnen is niet aan ons. Maar aan ons is dat bij elk woord dat wij spreken, de engelen toehoren welke van die woorden waarachtig uit Gods Geest zijn.

Het zal duidelijk zijn, dat de theorie hier op heel gespannen voet komt te staan met de praktijk. Om hier meer de theorie (zuiverheid) te kunnen volgen is er al vanaf het begin en bij elke stap meer geloof en volharding nodig. En van meer geloof komt meer heiliging. Van meer heiliging komt bewustwording en het forceren van geestelijke aspecten en beproeving. En van een meer geestelijke houding in beproeving komt Gods neigende oor en Zijn onmisbare zegen. Opnieuw is het dan een zaak van strikt scheiden van kerk en straat: wie iets heiligt, moet dat ook heiligend benaderen. En wie iets van de mens verwacht, moet het ook op dat menselijke niveau houden. Normatief. Maar hoewel we komen vanuit een cultuur van heiliging en eerbiediging in trouw aan de strikte leer, lijkt het of we geen enkele gevoelswaarde meer hebben bij deze zaken. En het resultaat is als vanzelf dat we menselijker denken en menselijker omgaan met God. De straat, oftewel het ongeestelijke denken, wordt zo de kerk binnengehaald. Normatief gaat het ook bovendien scheef, omdat op het moment van het succes van straateffecten, God wordt geloofd en gedankt alsof God het heeft gedaan, terwijl God niet meer, maar juist minder eer en heiliging van de mens krijgt. Het is dus de omgekeerde wereld. En de werkelijke 'evangelisatie' die zich dan voordoet, is die van wereld die haar boodschap en haar vertier en haar menselijk denken brengt in de kerk. En de kerk keert zich tot de wereld.

De kerk wordt een straatkerk.